De
eerste keer dat ik die warme lach
van
dichtbij in jouw ogen zag
ging er
een wereld open.
Ik wist
niet wat me nog te wachten stond
en
stond genageld aan de grond;
ik kon
alleen maar hopen.
De
eerste zuigeling in ons gezin
kwam
goedgemutst de wereld in;
zo ook
haar beide zussen.
We
wisten niet wat ons te wachten stond;
opeens
liepen er tieners rond.
Wat als
ze wilden kussen?
Het
eerste teken dat mijn lichaam gaf
van
eindbestemming kist en graf
heeft
reeds wat metgezellen.
Ik weet
niet wat me straks te wachten staat,
maar
merk het vast wel vroeg of laat.
Dit gedichtje behaalde 6e plaats in de 23e Willem Wilmink Dichtwedstrijd op 24 maart 2019 in Almelo. Het is een "rime
couée": een sextet dat bestaat uit twee delen, elk met twee rijmende regels en een afsluitende kortere regel. De twee korte regels rijmen ook. Willem Wilmink gebruikte het rime
couée voor de orgelliedjes die hij voor Het Klokhuis schreef.
Juryrapport:
Een geestig en lichtvoetig gedicht over een zwaar onderwerp. De jury is bijzonder te spreken over de originele versvorm, de mooie enjambementen en het in de drie sextetten toegepaste tussenrijm.
De kracht van dit gedicht zit hem er onder meer in hoe in drie strofen een heel leven wordt belicht en dat de verplichte regel tweemaal in licht gewijzigde vorm terugkeert, waardoor een ontwikkeling wordt benadrukt.
Over de eindregel zijn de meningen verdeeld. De een typeert deze als zwak, maar niet gastdichter Theo Danes: "Mooi", merkt hij op, "het lichte einde aan een steeds zwaarder wordend vers".
No comments:
Post a Comment